Over mij en deze website

Deze website is gelanceerd vanwege mijn pensionering op 10 mei 2025, na een universitaire loopbaan van bijna veertig jaar. Als historicus en socioloog gaf ik onderwijs en deed ik onderzoek aan de universiteiten van Amsterdam, Nijmegen en Maastricht. De website biedt toegang tot mijn publicaties: 12 boeken en geredigeerde bundels, bijna 80 tijdschriftartikelen, krap 70 hoofstukken in bundels en meer dan 60 boekbesprekingen. Daarnaast zijn 9 ongepubliceerde teksten en een kleine selectie van hoorcolleges en presentaties opgenomen.

Op de startpagina staan negen knoppen in verschillende kleuren: onder Bibliographies zijn verschillende lijsten met bibliografische gegevens te vinden, geordend naar genre (boeken en geredigeerde bundels, hoofdstukken in bundels, artikelen, boekbesprekingen, ingezonden brieven en voordrachten) en verdeeld over vier onderzoeksterreinen (fietsen, seksualiteit en gender, psychiatrie en geestelijke gezondheidszorg, gezondheid en burgerschap). De publicaties zelf – behalve die van voor het digitale tijdperk en die uitgevers niet hebben vrijgegeven – en enkele ongepubliceerde geschriften, hoorcolleges en voordrachten kunnen worden opgeroepen en gedownload onder de knoppen History of bicycling, History of psychiatry and mental health care, History of sexuality and gender, Political history of health and citizenship, Various publications, Conference papers and presentations, Lectures en Unpublished writings.

Duitse homogeschiedenis

Mijn universitaire leven begon met de studie geschiedenis aan de Rijksuniversiteit Groningen (1976-1983), niet ver van het dorp waar ik opgroeide op een boerderij. Als student was ik in de jaren 1980-1982 lid van de redactie van het historische tijdschrift Groniek. Met twee medestudenten stelde ik een themanummer (1982) samen over de geschiedenis van homoseksualiteit. Dit was in die tijd een nog vrijwel onontgonnen onderwerp voor historici en het kwam op in het kielzog van onder meer vrouwengeschiedenis, de politieke homobeweging van de jaren zeventig en het werk van de Franse filosoof Michel Foucault. Over Foucault en andere recalcitrante denkers leerde ik veel van Mattias Duyves, docent homostudies aan de Universiteit van Amsterdam. Mijn doctoraalscriptie schreef ik in 1983 over de Gemeinschaft der Eigenen, een tak van de toen nog nauwelijks bekende en ook controversiële tak van de vroeg-twintigste-eeuwse Duitse homobeweging. In de jaren tachtig en negentig heb ik dit onderzoek voortgezet en uitgebreid naar de bredere politieke geschiedenis van mannenbond, homo-erotiek en gender in Duitsland. Naast tal van artikelen kwamen daaruit drie boeken voort:

  • Fascisme en homoseksualiteit, mede geredigeerd door Ronald Kolpa, Theo Schut en Lex van Vorselen, en in 1985 gepubliceerd met ondersteuning van het Ministerie van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur;
  • Homosexuality and Male Bonding in Pre-Nazi Germany: The Youth Movement, the Gay Movement and Male Bonding Before Hitler’s Rise (1992), onder medewerking van Hubert Kennedy;
  • Gay Men and the Sexual History of the Political Left (1995), samengesteld met Gert Hekma (Universiteit van Amsterdam) en James Steakley (University of Wisconsin, Madison).

In 1998 redigeerde ik met Gert Hekma en Franz Eder (Universiteit van Wenen), een themanummer van het Österreichische Zeitschrift für Geschichtswissenschaften over de geschiedenis van homoseksualiteit. Mijn voormalige collega aan de Universiteit van Amsterdam en goede vriend Gert (1951-2022) was voor mij ook meer in het algemeen een onmisbare intellectuele gesprekspartner. En zijn unieke boekencollectie heeft mijn onderzoek dikwijls vergemakkelijkt.

Katholicisme en homoseksualiteit

Ondertussen was ik van Groningen naar Amsterdam getrokken om daar lid te worden van de redactie van het wetenschappelijk-culturele tijdschrift Homologie (1983-1986). In 1987 kreeg ik een aanstelling als Assistent-in-Opleiding aan het Sociologisch Instituut van de Universiteit van Amsterdam en het Postdoctoraal Instituut voor de Sociale Wetenschap van de Universiteiten van Amsterdam en Leiden. Zo deed ik als historicus ook kennis op van de sociologie, in het bijzonder van de civilisatietheorie van Norbert Elias. Vooral zijn inzicht dat de psychische dimensie van de mens vorm heeft gekregen in een sociaalhistorisch krachtenveld, sprak mij aan. Daarnaast heb ik in die tijd van mijn toenmalige leidinggevende, de hoogleraar medische sociologie Gerhard Nijhof, veel geleerd over het belang en de problematische kant van de taal waarin sociologen en historici hun kennis van de maatschappij en het verleden uitdrukken.

In 1992 promoveerde ik in de Sociale Wetenschappen bij Abraham de Swaan en Gert Hekma op een studie over de twintigste-eeuwse geschiedenis van Katholicisme en homoseksualiteit in het verzuilde Nederland. Mijn proefschrift gaat over de veranderende verhouding tussen enerzijds godsdienst en anderzijds medische wetenschap, psychiatrie en psychologie. De centrale casestudy is gebaseerd op een archief met cliëntendossiers van een hulpverleningsinstelling voor pastoraal werk en geestelijke gezondheidszorg die zich rond 1960 richtte op katholieke homoseksuelen. Mijn promotie kreeg de nodige publiciteit vanwege mijn stelling dat het verzuilde katholicisme een positieve bijdrage aan de acceptie van homoseksualiteit in de Nederlandse samenleving heeft geleverd. De handelseditie van mijn dissertatie verscheen bij uitgeverij Sua onder de titel Homoseksualiteit in katholiek Nederland: Een sociale geschiedenis 1900-1970.

Cultuurwetenschappen in Maastricht

Na een aanstelling als docent Homo- en Lesbische Studies bij de Faculteit voor Wijsbegeerte aan de Katholieke Universiteit Nijmegen in 1991-1992, werd ik universitair docent bij de Vakgroep Geschiedenis van de Rijksuniversiteit Limburg, die later opging in de Faculteit der Cultuur- en Maatschappijwetenschappen van de Universiteit Maastricht. Mijn onderwijs in deze interdisciplinair ingerichte faculteit omvatte uiteenlopende thema’s zoals de naoorlogse geschiedenis van Nederland; geschiedenis en sociologie van seksualiteit en gender, van de natuur- en levenswetenschappen, geneeskunde en psychiatrie, psychologie en pedagogiek, en het sociale denken; de modernisering van de Westerse wereld en democratie; politieke filosofie en wetenschapsfilosofie; en theorie en methoden van de geschiedwetenschap.

Mijn onderzoek, ondergebracht bij het Huizinga Instituut, onderzoeksschool voor cultuurgeschiedenis en het Maastrichtse onderzoeksinstituut Science, Technology and Society Studies (MUSTS), spitste zich toe op de geschiedenis van seksuologie, psychiatrie en geestelijke gezondheidszorg. Daarnaast hield ik mij bezig met de politieke dimensie van gezondheid en gezondheidszorg en de geschiedenis van het fietsen. Tussen medio jaren negentig en 2010 was ik betrokken bij de jaarlijkse internationale medisch-historische conferenties die georganiseerd werden met steun van het Wellcome Institute for the History of Medicine in Londen, het Institut für Geschichte der Medizin of the Robert Bosch Stiftung in Stuttgart en de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO). Vanaf medio jaren negentig zat ik in de adviesraden van enkele tijdschriften: Journal of Homosexuality, Medical History, Journal of the History of Sexuality and Lokman Hekim Journal of Medical History and Folk Medicine.

Krafft-Ebing en Albert Moll

Mijn bekendste studie, Stepchildren of Nature: Krafft-Ebing, Psychiatry, and the Making of Sexual Identity, die in 2000 door de University of Chicago Press werd uitgegeven, zette vraagtekens bij de invloedrijke theorie van Michel Foucault over de negentiende-eeuwse medische en tegelijkertijd disciplinerende ‘constructie’ van moderne seksuele identiteiten. Het medisch-psychiatrische denken was van grote invloed op het ontstaan van seksuele categorieën en identiteiten, maar dat betekent volgens mij niet dat deze altijd van bovenaf werden opgelegd door stigmatiserende en moraliserende dokters. Op basis van honderden ziektegeschiedenissen, brieven en levensbeschrijvingen van patiënten en informanten van de Duits-Oostenrijkse psychiater Richard von Krafft-Ebing stel ik vast dat velen van hen een eigenstandige en actieve rol vervulden in de sociogenese van moderne seksuele identiteiten. Deze kwamen tot stand in de voortdurende wisselwerking tussen aan de ene kant hun levenservaring, zelfreflectie en zelfexpressie en aan de andere kant de medisch-psychiatrische begripsvorming zoals die gestalte kreeg in Krafft-Ebings publicaties, vooral in de opeenvolgende edities van Psychopathia sexualis (1886-1903).

Op dit moment werk ik aan een nieuwe versie van Stepchildren of Nature. Door mijn onderzoek naar het werk van Krafft-Ebing stuitte ik op een andere Duitse pionier van de seksuologie, de neuroloog Albert Moll (1862-1939) wiens leven en werk niet de historische belangstelling hebben gekregen die ze verdienen. Mijn artikelen over Molls vernieuwende bijdragen aan de theorievorming over de biologische, psychologische en culturele dimensies van seksualiteit zijn mede bedoeld om tot een herwaardering te komen van deze in zijn tijd invloedrijke en ook controversiële arts.

Geschiedenis van de psychiatrie en geestelijke gezondheidszorg

Samen met Marijke Gijswijt-Hofstra, hoogleraar Geschiedenis aan de Universiteit van Amsterdam, coördineerde ik vanaf 1999 het onderzoeksproject De Gestoorde Psyché: Theorie en Praktijk van de Psychiatrie en Geestelijke Gezondheidszorg in Nederland in de Twintigste Eeuw. Bij dit project waren tien onderzoekers betrokken en het werd gefinancierd door de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO). Het leverde meerdere dissertaties en andere boeken op, zoals de internationaal-vergelijkende bundel Psychiatric Cultures Compared: Psychiatry and Mental Health Care in the Twentieth Century – Comparisons and Approaches (2005), die ik met Marijke Gijswijt-Hofstra, Joost Vijselaar (Universiteit van Utrecht) en Hugh Freeman (University of Salford) redigeerde. Met de medisch-historicus Michael Neve (University College London) stelde ik een themanummer samen van het tijdschrift Medical History (2004) over twintigste-eeuwse ontwikkelingen in de Britse, Duitse en Nederlandse sociale psychiatrie en psychotherapie. Het NWO-project werd afgerond met Verward van geest en ander ongerief: Psychiatrie en geestelijke gezondheidszorg in Nederland (1870-2005), een driedelig werk dat ik in 2008 met Marijke Gijswijt-Hofstra publiceerde. Het gaat om een synthetiserende overzichtsstudie waarin de ontwikkeling van de inrichtings- en sociale psychiatrie, de neurologie, de forensische psychiatrie, de beweging voor geestelijke volksgezondheid en het veelvormige terrein van de ambulante geestelijke gezondheidszorg en de psychotherapie worden beschreven en geduid in de context van de veranderende Nederlandse samenleving. Ook vergelijken wij de Nederlandse ontwikkelingen met die in een aantal andere Westerse landen.

Samen met Jessica Slijkhuis, die het archiefonderzoek voor enkele casestudies op basis van patiëntendossiers verrichtte, schreef ik nog een boek over de opkomst van de Nederlandse psychiatrie in de late negentiende en vroege twintigste eeuw: Verziekte Zenuwen en Zeden: De Opkomst van de Psychiatrie in Nederland. Met Cecile aan de Stegge, wier promotieonderzoek over de geschiedenis van de Nederlandse psychiatrische verpleegkunde ik begeleidde, publiceerde ik enkele artikelen over de geschiedenis van de psychiatrische verpleging in Nederland en Engeland. Cecile’s bijdrage aan het project De Gestoorde Psyché en haar niet aflatende belangstelling voor mijn onderzoek waren en zijn van onschatbare waarde.

In samenwerking met Arlie Loughnan (hoogleraar strafrecht aan de University of Sydney), stelde ik voor de International Journal of Law and Psychiatry (2014) een bundel artikelen samen over de geschiedenis van de forensische psychiatrie in verschillende Westerse landen. Mijn onderzoek op het gebied van de psychiatrie wekte mijn belangstelling voor de politieke dimensie daarvan en ook van gezondheid en ziekte in bredere zin. Gezondheid en burgerschap was het onderwerp van een Engels-Duits-Nederlandse conferentie die ik in 2005 samen met medisch historicus en collega Frank Huisman in Maastricht organiseerde. Dit leverde de door ons samengestelde bundel Health and Citizenship: Political Cultures of Health in Modern Europe (2014; tweede druk 2016) op.

Fietsgeschiedenis

Aangemoedigd door mijn collega-historicus en enthousiast fietser Manuel Stoffers, maakte ik van mijn fietsmanie ook een onderzoeksthema. Vanaf 2009 schreef ik artikelen (waarvan enkele samen met Manuel) en boekrecensies over de geschiedenis van fietsen als cultureel en sociaal fenomeen in verschillende Westerse landen en richtte ik mij daarbij tevens op het huidige fietsbeleid. Cultuur en geschiedenis krijgen nauwelijks aandacht in het beleidsgeoriënteerde sociaalwetenschappelijke fietsonderzoek en de verkeers- en stedelijke planologie. Mijn ambitie was om de overheersende technocratische en empirisch-positivistische invalshoek daarin ter discussie te stellen – helaas nagenoeg zonder resultaat.

Scroll to Top